ex-molinator schreef:Bon, even de les van gisteren (of eergisteren) herhalen.Ik sprak over een dubbele negatie maar het moest natuurlijk een tweeledige negatie zijn.
1) stel dat het een dubbele negatie is: dan komt de zin neer op "als de uil zien wil" en dat is echt niet de bedoeling van de zin.
2) Een dubbele negatie zou anders geformuleerd zijn - het zou in dit geval een tweeledige negatie betreffen, namelijk een negatie die uit 2 delen bestaat : ô den uul een nie ziejen wil, maar dat is het ook niet.
3) zoals in het vorige voorbeeld (zie 2) is de uitspraak ± "zien een" en in't West-Vlaams (niet overal) (ik ben iets minder thuis in andere streektalen en ga geen voorbeelden zoeken) wordt het einde van een werkwoord duidelijk apart beklemtoond van de stam uitgesproken waardoor in het geval van zien, er" zie-en" of "zien-en" ontstaat (in het laatste geval met een bijna onhoorbare tussen "n").
Voor alle duidelijkheid, ik ben geen taaldocent maar heb een, op het molachtige af, interesse in talen en taalontwikkeling, inclusief dialecten en heb me al jaren verdiept in talen (ook de click-talen).
De uitdrukking is misschien gekend in verschillende Vlaamse dialecten maar het is echt wel een bestaande, Nederlandse uitdrukking. De tweeledige negatie is een overblijfsel uit het Middelnederlands. Ik vermoed dat ze in deze uitdrukking bewaard is gebleven omwille van het metrum. "Wat baten kaars en bril als de uil niet zien wil" bekt niet goed.